Tussen 1935 en 1947 maakte Laurens een serie handpoppen - uit hout gesneden en gepolychromeerd - en speelde voor kinderen uit Wetteren en wijde omgeving zelfgechreven poppenkast. Hij maakte de decors en schreef muziek. Een veelvuldige correspondentie met kinderen bouwden een band waarover vandaag nog steeds gesproken wordt.
Janda maakte voor een deelgemeente van Dendermonde (?) deze reuzenkop.
Tijdens zijn jeugd maakte L. Janda een klein pantheon aan handspeelpoppen.
Laurens sneed en kapte -uit goedkoop hout - deze archetypes. Hij schreef de teksten en maakte de decors.
Aanvankelijk zijn moeder en later zijn lief/ muze en latere vrouw Yvonne (Vontsen voor de intimi) maakten de kleertjes en attributen.
Tussen 1935 en 1947 speelde hij In Oost-Vlaanderen en omstreken,in een wereld met amper radio en zonder TV en games, voor de kinderen.
Tijdens WO II hield hij - aanvankelijk voor kinderen uit achterafstraatjes - en later voor jong en oud, kinderen van de straat en bezorgde hen elk weekend enkele uren vol onverhoopte kommerloosheid.
Zelfgemaakte liedjes op de blokfluit waren het muzikaal kader van zijn poppenkast “Uilenspiegel .
Er bestond een ijverige correspondentie tussen de kinderen van Wetteren en de personages uit het spel. Elkeen kreeg prompt een geschreven antwoord. Zo werd dit volkspoppenspel een kleurrijk, educatief en interactief cultureel gebeuren in een verpauperde en bruine periode.
Later zal zijn jeugdvriend Steven Daem deze traditie verderzetten met de poppenkast van de krant Het Volk nl. De Kapoentjes .
Laurens en Yvonne hadden - in 1945 - grote goesting te trouwen. Na de oorlog maakten zij - in een speciale kinderversie en voor kleine handjes - reeksen handpoppen. Velen spaarden en kochten hun favoriete personage(s).
In 2016 kon de Stichting Laurens Janda van de heer André Troch uit Wetteren, een twaalftal poppen,in zeer goede staat, verwerven.
André spaarde elke maand enkele franken bij elkaar en kocht op “ De diefkes “( Schoolstraat) zijn geliefde poppen. Laurens huurde op De Diefkes een “ overdagkamertje “ om elke dag opnieuw en net voor het begin van de nachtsperperiode “ te verhuizen “ naar een gehuurd slaapkamertje op het Klein Boulvarken. Zo trok het jonge koppel zijn plan en om de schamele inkomsten wat aan te dikken en verkochten zij - van deur tot deur maar vooral bij boeren die tijdens de oorlog wat geld maakten - etsen. Vandaag zijn ze een gewaardeerde kleinood (etsen in droge naald en verloren wastechniek).
De Stichting dankt André voor zijn jarenlange zorg en het aanbod de poppenreeks - een heuse familie - over te laten. Zo komen deze personages terug thuis en is de cirkel rond. “ De cirkel André Troch “ .