Toespraak door de heer Karel Uyttendaele ter gelegenheid van de opening tot de “Huldententoonstelling L. JANDA” 22/10/88 Gemeentehuis Wetteren


Mijnheer de Burgemeester,

Mevrouwen en Heren Schepenen en Gemeenteraadsleden,

Mevrouwen, Mijne Heren,

Het werk van Laurent Janda inleiden, is uitweiden over ontmoeten, is aandacht schenken aan een aanwezigheid, is de weg opgaan naar ontdekking, de bekoring van jubelen afwijzen en de marteling van de keuze ondergaan.


Waar begin je als iemand meer dan zestig jaar aan zijn meesterschap gebouwd heeft en als twee sprekers en de pers van je spreekwoordelijk gras hebben gemaaid?


Laat het me bij mijn eerste ontmoeting houden.

Ook dat is een halve eeuw geleden. Ik was – knaap nog – op weg  naar een vergadering van de KSA in de nu verdwenen patronage, toen de deur van de voor ons geheimzinnige trap openzwaaide.

Daar stond de schilder over wie men fluisterde dat hij op een molen woonde. Hij sloot de deur weer af en liep met die typische fikse stap van hem naar het felle licht van de straat. Onder zijn arm droeg hij een schilderij waarvan waarvan ik alleen een felle geel gouden vlek opving, die ik onwillekeurig associeerde met een oogst waarvan de speciale hitte me doorzinderde.

Hoewel onbewust ervoer ik op dat ogenblik dat zijn werk altijd een dubbele bodem heeft: de onmiddellijk zichtbare ontmoeting van hem met het geschilderde en een suggestieve poëtiek, die niet alleen omheen de dingen en personen wasemt, maar ook uit de diepte opzindert.


Af en toe ving ik zo’n flits van zijn werk op: een stuk grijze lucht, het groen van een weide, de flikkering van een voorhoofd boven donkere oogvijvers maar nooit zag ik een geheel.

Tot hij samen met Wetterse en andere kunstenaars hier op het stadhuis – want dat is het voor ons Wetteraars toch – dat steeds voor kunstenaars heeft opengestaan, een paar tentoonstellingen hield. De vlekken die me hadden aangetrokken en gebonden, die mijn nieuwsgierigheid hadden geprikkeld en levendig gehouden, groeien voor mijn verbaasde ogen uit tot een eenheid.

Het landschap waarin ik als koewachter bedrijvig was, waarin ik ronddwaalde en speelde, krijgt een andere ziel. Mensen die ik ken, worden wezens met een diep innerlijk leven, zijn niet de weerspiegeling van wat ik aan gezicht, ogen en rimpels had opgetekend, maar groeien naar hun geschilderd portret toe terwijl ik ze gadesla zoals ze zichzelf daar staan te bekijken.


Als ik dan bij vrienden van vader een werk van Janda aantref, zonnebundels die doorheen mistige wolken breken, een spel, een gevecht, een wonder gebeuren dat ik zo vaak boven de toen nog ongerepte velden achter onze tuin op Statiekouter had gadegeslagen en er opdracht en tijd bij vergat, toen ik perplex voor dat werk stond, ontmoette ik echt Janda.

De dichter zonder literaire franjes, de aanvoeler van de natuur, de schepper van evenwicht en eenheid, de bouwer wiens stenen lijnenspel en kleuren zijn. De man die wat rondom hem aanwezig is, wat roert, beweegt, leeft, in groei of in verval is op een zeer persoonlijke manier omwerkt tot het zijne.


Merkwaardig is dat ik later in de besprekingen van zijn toenmalig werk terugvond wat ik aanvoelde. Zijn mogelijkheid om de poëtische spanning van een landschap met de kracht van de natuur te verbinden, de intensiteit waarmee hij doordringt in de persoonlijkheid van wie hij portretteert, de soepele manier waarmee hij kracht in de opbouw steekt, eenheid bereikt.


Verbluffend is alleszins het hoog niveau waarop hij zich reeds tijdens de laatste jaren van zijn opleiding – aan het Hoger Instituut te Antwerpen – beweegt, met uitschieters die hijzelf ook thans nog als hoogtepunten binnen zijn werk erkent.


Van meet af aan heeft hij zich strenge normen opgelegd en de weldoende invloed van technisch knap onderlegde leraren als een Böss, Coddron, Van Cauwenberghe en Opsomer, evenals het jarenlange contact met uitzonderlijk begaafde medestudentenals een Jos Hendrickx, een Mark Macken en een Jan Wouters – om er enkele te noemen – hebben er het hunne toe bijgedragen dat die ingesteldheid vergroeide tot een eigenschap, tot een natuurlijk deel van zijn wezen.

Bovendien hebben de lezingen van professoren als Vermeylen en Teirlick zijn grenzen van inzicht en begrip verruimd, een verruiming die hij door zelfstudie heeft verbreed.


Er hangt ook muziek in zijn werk. Zijn kleuren zingen, gedempt soms, soms juichend.

Muziek heeft hem altijd aangelokt, hij was zanger, hij leidde een koor met de perfectie van een professioneel, hij bespeelde de blokfluit en met zijn verzameling “mondmuziekskens” – zoals we te Wetteren zeggen – bouwde hij in de spleten van de molen – die hij een paar jaar te Laarne bewoonde – een orgel waarop de wind een wonderbare solist was. Bovendien compeneerde hij zijn huwelijksmis.


Hij was ook een man van het woord – is hij trouwens nog in zijn frisse en verrassende woordspelingen – die heel vaak over folklore publiceerde, het woord dat hij samen met anderen aanwendde in poppenspelen waarvoor hij bovendien de koppen ontwierp en kapte en de decors verzorgde. Uit die laatste bezigheid groeiden twee heel fijne werken: Don Quichotte en Doornroosje.

Dit enkel om te zeggen dat Janda geen op afstand levende burger was, hij stond midden het bruisende leven met een actieve inzet, met veel aandacht voor anderen wat hem mensenkennis bijbracht, mensenkennis die hij ook opstak tijdens zijn speurtochten naar geplogenheden, liederen, gezegden.

Die gezegden vinden we terug in zijn portretten, die hij aanvankelijk donker en strak opbouwde – al vinden we reeds vroeg een uitstekend meisje in het blauw – maar die hij gaande weg, al is het taster dieper, lichter van toon worden.


Maar dat licht heeft hij hartstochtelijk gezocht, want net als mij is Janda een scheldekind en boven de Schelde hangen de hemels meestal grijs te zijn, zwaar van wolken, dreigend van onweer.

In een zeldzaam rijke zomer kun je geelgouden oogsten schilderen, maar de boeren vertellen van de vele zomers dat de rogge grijsgrauw van de regen in de schoven te schieten stond. En kleuren zien wij te vaak verregend, uitgelopen verwaterd, wat wel zijn charme heeft en bij schilders soms uitmondt in aquarels waarvan Janda een bedreven beoefenaar is.

Maar hij zocht het licht daar niet, hij wou het niet op zijn schilderij laten vallen maar vanuit zijn schilderij laten leven. Het waren de glasramen van de kathedralen, vooral van Chartres, die hem deden experimenteren en almaar herbeginnen. Uit die periode herinner ik me een sublieme Vlucht naar Egypte, een Meiboomplanting en vooral een enig geslaagde bos lelies.


Omdat een schilderij anders dan een glasraam is, omdat licht tenslotte altijd van buiten komt, wil Janda het glazenieren ze beoefenen, de techniek beheersen, zijn wil aan het zonlicht opdringen. Hij haalt het natuurlijk: omdat hij koppig doorzet zich geen moeite ontziet, leert van zijn misgrepen, zijn welslagen uitpuurt.

Het heeft ook te maken met zijn voorliefde om met zijn handen te werken, de materie huidaanrakend te voelen. Deze aandrang doet hem de weg inslaan van de keramiek. Hij trekt ervoor naar Parijs om er te vervolmaken wat van natureuit in zijn vingers zit.


U hoort het, hij is geen gemakkelijke kerel. Om zich dit alles te kunnen permitteren onderbreekt hij tot tweemaal toe zijn levensritme. Voor de oorlog om het diploma leraar tekenen lagermiddelbaaronderwijs te bekomen – om dat examen voor te bereiden betrok hij de molen te Laarne – en een paar jaar na de oorlog om het diploma voor hogermiddelbaar- en kunstonderwijs te behalen.


Een loopbaan lang zal het onderwijs een belasting voor zijn scheppend werk zijn, al weze hierbij aangetekend dat de zekerheid voor de dag van morgen, het werken met en voor jonge mensen, het herbronnen van het vak binnen de vernieuwingen van dat onderwijs, de dagelijkse ritten naar Geraardsbergen en Dendermonde – morgenvroeg of avond laat – de verpozende vakanties, het bouwen van een eigen woning en het uitgroeien van zijn gezin, zovele ervaringen zijn die rijpheid brengen. Voeg daaraan toe dat de zwerver zijn fiets kan vervangen door een motorfiets, later een auto en daardoor de mogelijkheid krijgt uit te breken naar de landen die reeds lang wenkten: het zuiden met zijn overvloed aan zon en licht, het noorden met de geheimzinnigheid van het noorderlicht, en nog later wereldwijd de vreemde volkeren die hij onbevangen tegemoet treedt en waar hij de brug naar mekaar slaat met zijn mimiek, zijn muziek, zijn kennis van volksdansen, zijn onverbeterlijke tekeningen. Die eigenschappen openen deuren en maken tenten  - die voor ons gesloten blijven – gastvrij.

Jaren later zullen zijn kinderen, op hun beurt aan het zwerven, in dezelfde huizen welkom zijn en worden ze meegetroond naar de beste plaats waar de tekeningen van hun vader als relikwieën bewaard worden.

Een tijd dus van ogenschijnlijk weinig scheppende arbeid, maar vergeet niet dat een verloren uur een juweeltje kan opbrengen, dat de opdracht voor een portret tot een parel kan uitgroeien en vooral dat het beeldend geheugen, gesteund door een snelle schets, een schatkamer is voor later werk.


Door al die jaren heen is hij tevens de schepper geweest van een onvergelijkbare reeks kinderportretten, veelal naar aanleiding van hun eerste of plechtige communie. Bijeengebracht zouden ze een expositie op zichzelf beslaan. Ze hebben zijn handen vaardig gehouden, zijn indringen in die besloten wereld van enkel belofte nog ontwikkeld, zijn scheppingsdrang levend gehouden waaruit, toen hij de tijd van rusten bereikt had, die niet te stuiten werkdrift is geboren alsof hij een nieuw leven begon.

En tijdens die laatste jaren  - een decennium – heb ik toen het me gegeven was rustig tussen zijn werken te vertoeven., bij het genieten van dat werk zo dikwijls aan de onmetelijk rijke eenvoud van Martinus Nyhoff gedacht omdat ik tussen die twee, elk op hun eigen manier zo open voor de wereld rondom hen, verwantschap ontdekte.

Zo draagt een van Nyhoffs verzamelbundels de titel:

“Lees maar, er staat niet wat er staat”. Op Janda toegepast zou men zeggen: “Kijk maar, je ziet niet wat je ziet”. Want het aanvoelen en de belevingskracht van het scheppingsogenblik is zoveel groter dan wat visueel is neergezet en het neergezette straalt dat grotere uit. Zoals achter de woorden van Nyhoff door de wijze van aanwending nog een andere wereld opengaat, zo leeft er eveneens rondom Janda’s werken die gesuggereerde wereld waar ieder van ons zijn eigen deel vindt.

Soms ook moet ik aan Roland Jooris denken en speciaal aan zijn gedicht “Minimaal”

Vogel wipt

Tak kraakt

Lucht betrekt

Bijna niets

Om naar te kijken

En juist dat

Bekijk ik.

Bedrieglijk bijna wil de dichter het opgeroepen universum, waar bewegen, horen en zien samenvloeien, verkleinen. Het heel weinige, zo rijk in zichzelf, is inderdaad bijna niets voor wie oog noch oor heeft.

Anders, maar ergens toch familiaal verbonden, schuift Janda ons een hele wereld met een spaarzaamheid aan middelen voor. Hij die af en toe in zijn abstracte werken ontsnapte aan de vereisten van de werkelijkheid en de duidelijkheid van vorm om alleen te drijven op esthetische genoegens, schuift nu de aanwending van zijn middelen de minimale weg op waardoor een fantastisch ritme ontstaat, een ademhalen dat diep in het middenrif treft.


Zijn landschappen worden wijdse aanzuigende vergezichten of hij tilt een detail eruit op tot volwaardig gegroeide zelfstandigheid waarin onderhuids de kosmos trillen blijft.

Zijn naakten zingen verstild hun geïdealiseerd vrouwzijn uit of zinderen in iedere spier van sensuele aanwezigheid. En als hij de betovering oproept die uitstraalt van een dromend meisje – dit geheim van nog kind zijn en toch reeds vrouw – hoe glijden zijn kleuren zangerig met zijn lijnen mee zonder die uitsrukkelijkheid van geluid, van opdringerigheid.


In deze herfst van bedrijvigheid, Laurens, hoor ik Leopold fluisteren:

“Des avonds als de waters klaarder blinken

en zachter het fluweel wordt van het groen”

niet omdat de avond je werk binnensluipt, maar omdat inderdaad ook jouw waters klaarder blinken en het fluweel van je kleuren anders dan anders is geworden.

Uit de bron van je kunstenaarschap welt alles zoveel frisser op dan toen je er, alweer zolang geleden, heel wat grijs doorweefde en de kracht van je symbolische expressie is zoveel trefzekerder geworden.


In dit Wetteren, waarover de mare dwaalt dat er nooit iets gebeurt, is – voor wie afwezig is en vooral afwezig blijft - ook deze ontmoeting weer niets, maar wie als jij met daadwerkelijke belangstelling, met die totale inzet die jou zo siert, gevolgd heeft en volgt wat hier is uitgegist, uitgegroeid en volop aan ’t bloeien is, en wie de durf heeft dit onmetelijke op een rij te zetten en met namen te persoonlijken

Broeckaert, Goedertier, Verbaere, De Letter, Bogaert, Huylenbroeck, De Winter, Drieghe, Van Damme, de Brichy, Vermeiren, De Keulenaer, Cnudde, Koopmans, Maes, Daem, Vander Gucht, De Moor, Jooris, Coolen, De Groote, Van der Schueren, De Vlaeminck, Lippens, Magerman, De Wulf, Crombeen, Matthys, Ogiers, De Graeve, De Smet, Van den Bossche, Van den Berghe en noem maar op, noem maar op al die mensen die getekend, geschilderd, geëtst, gebeeldhouwd, gemusiceerd, geschreven, gedicht, geregisseerd, gedirigeerd, voorgedragen, toneelgespeeld, gezongen hebben, al die uren van schepping in eenzaamheid of gemeenschap, welk een bewonderingswaardig nooit ophoudend leven, wat een voortdurend gebeuren – want reeds treden de jongeren aan – heeft zich hier op onze grond niet afgespeeld, zich ontvouwd, is er niet uitgegroeid? Wat is hier niet opgeslorpt en van hieruit weggetrokken?


In dit Wetteren, in die beiaard van schoonheid getuigt de heldere toon van jouw speciale klok dat de mare van het niets enkel een verzinsel is , want alleen hier is dat niets met duizend handen tastbaar aanwezig.

Hou het aanwezig, Laurens, blijf nog een paar decennia bij ons doende met wat je bezig bent, soms een pasje achteruit zoals jezelf speels beweert, maar meestal een flinke stap vooruit. Doe het aan de zijde van Yvonne, zij die jouw zorgen, maar vooral jouw vreugde, ja jouw vreugden deelt.

Zij, die altijd dienstvaardige middelpunt van de familie, die samen met kinderen en kleinkinderen naar dit gebeuren, jouw feest, toegroeide. Ze hebben eigen bezigheden en spel laten rusten om jou te helpen en daarom heb je me gevraagd hen jouw hartedank aan te reiken, vooral aan je kleinkinderen die – ook al vonden ze het wel eens vervelend – jouw gegeerde modellen waren, zijn.


En ook U, Mijnheer de burgemeester, mevrouwen en heren schepenen en gemeenteraadsleden, moet ik de dank van de kunstenaar en zijn familie, ja ook die van zijn vele vrienden overmaken, niet alleen omdat U hem en zijn werk eert, maar vooral omdat U het op zo’n stijlvolle feestelijke manier doet.

Het zou onvergeeflijk zijn hierbij het gemeentepersoneel niet te betrekken, want zij allen hebben zich zo hartelijk met al hun kunnen ingezet.

Tenslotte, Laurens, danken wij jou voor wat je ons reeds gaf en morgen nog geven zult.


Karel Uyttendaele

22/10/1988


Laurens Janda, wereldreiziger en kunstenaar

Toespraak ter gelegenheid van de academische zitting en huldetentoonstelling

“Laurens Janda, 1913-1988”

Op zaterdag 22 oktober 1988

In de raadszaal van het gemeentehuis te Wetteren

Heer Volksvertegenwoordiger – Burgemeester,

Schepenen en raadsleden van Wetteren,

Dames  en Heren inwoners van Wetteren,

Dames en heren, vrienden en kenissen van de gevierde,

Waarde mevrouw en heer Laurens & Yvonne Janda-Pannekoek en uw kinderen Johan, Jeroen, Hilde en Erik,

Uw kleinkinderen Branko, Lotte, Jonas, Ilse, Indra, Petra, Arnaud, Linde en Geert.


Om deze aanhef, vooral de opsomming van de kinderen en kleinkinderen van de gevierde – wiens namen alleen al als muziek in de oren klinken – te rechtvaardigen, moet ik U, geachte aanwezigen, vooreerst volgend oud verhaal kwijt.


Bij Herodotos, de vader van de geschiedschrijving, die in de vijfde, gouden eeuw v. Chr., in Griekenland leefde, staat te lezen dat de Griekse wijsgeer en pragmaticus Solon, toen hij als regeringsleider de eerste aanzet had gegeven tot de democratie, voor twaalf jaar op reis ging.

Zo kwam hij op zekere dag in Klein-Azië bij Koning Kroisos, de toenmalige rijkste man èn heerser ter wereld. (Ook vandaag nog kunnen wij volgens het woordenboek Van Dale zeggen: hij is zo rijk als Kroesos/Cresus, d.w.z. hij is zo rijk als de zee diep is). Solon bij Kroisos luisterrijk ontvangen. Zijn faam als wijs en pragmatiek man was hem voorafgegaan en was ook tot in het paleis van Koning Kroisos doorgedrongen. ’s Avonds bij het gastronomisch diner had Kroisos een vraag aan Solon, een vraag die hem reeds lang op de lippen brandde. De Koning vroeg de Griekse wijsgeer wie volgens hem de gelukkigste mens ter wereld was. Kroisos hoopte, zo voegt de schrijver er fijntjes aan toe, dat Solon zeggen zou dat daar toch geen twijfel kon over bestaan dat de gelukkigste mens ter wereld toch Kroisos zelf moest zijn, aangezien hij de rijkste man ter wereld was. Maar tot stomme verbazing van alvast Kroisos, antwoordde Solon dat de gelukkigste man ter wereld de man is die het ervaren mag dat hij ten eerste al zijn kinderen en kleinkinderen goed en wel gezond in leven kan blijven zien, m.a.w. dat hij het niet beleven moet dat gedurende zijn leven een kind of kleinkind hem ontvalt;

Ten tweede is het de man die samen met de zijnen, leven kan naar de gemiddelde maatstaven van welvaart in de gemeenschap van zijn tijd; d.w.z. hij hoeft geen frank in twee te bijten, maar ligt ’s nachts ook niet te piekeren of hij die aandelen van de Generale nu al of niet zal verkopen!

Ten derde is het de gelukkigste man gegund tot aan het einde van zijn leven vooral gezond van geest en actief te blijven.

Ten vierde en tenslotte wordt hij in zijn persoon en werken, door zijn echtgenote, kinderen en kleinkinderen èn ook door de polis, de gemeenschap waarin hij leeft, gewaardeerd.

Geachte aanwezigen, ik daag U uit om in de wereldliteratuur één verhaal of passage aan te halen die op een meer beknopte, heldere en meer samenvattende wijze vertellen kan wat geluk hebben, belangrijkste aanzet tot gelukkig zijn, betekent.


Ik meen dat het niet vermetel is noch goden tarten, wanneer denken aan de familie Janda-Pannekoek bij mij meteen ook de vertelling van Solon en Kroisos opriep en oproept.


De kunstenaar die wij vandaag vieren  beleeft vandaag ook het geluk dat hij zich dagelijks direct of indirect omringd weet door al zijn kinderen en kleinkinderen. Dit is de basis van alle geluk voor een gehuwd paar. Wanneer dit dan nog gepaard kan gaan door wederzijdse waardering, dan benadert de eerste vereiste van geluk hebben tot gelukkig zijn ,het ideaal. In casu bedoel ik de waardering van uw echtgenote en van de kinderen voor het werk van hun vader-schilder-glazenier.


Wij weten allen dat die waardering er is. Soms waren echtgenote en kinderen wel zijn enige bewonderaars en supporters. Het lijdt geen twijfel dat zonder de aanmoediging en waardering in woord en daad van zijn naast omgeving, Laurens Janda de blije levenslust en gemoedsrust niet zou uitstralen de hem vandaag nog op 75-jarige leeftijd dat frisse jongensachtige gezicht geeft.

Het was geen uitzondering: 30 juni proclamatie en op 1 juli met de fiets, de tent, de vrouw naar elders, op zoek naar de andere natuur en de andere mens vooral; met de fiets naar Parijs of Geneve, het waren in de jaren dertig en onder en vlak na de oorlog, democratische tochten die toelieten doorheen gans Europa de meest doordringende indrukken op te doen.


Naar het einde van de jaren vijftig, zestig en tot ’83 ging het steeds verder. De autocar; het vliegtuig kwamen in de plaats van de fiets. Van ’69 tot ’83 is het één zoetgevooisde litanie van landen die ik U niet onthouden wil: Marokko (’69), Iran (470), Joegoslavië – Bulgarije - Turkije (’72), Kenya – Tanzania – Thailand - Ceyclon (’73), Zimbabwe – Botswana - Zuid-Afrika (’75), Indonesië (’75), Zuid-Amerika – Venezuela – Ecuador – Peru – Bolivië - Paraguay, Brazilië (’76), Indië (’77), Filippijnen – Taiwan - Hong Kong (’78), Israël (’78), Indië – Ladakh – Nepal - Sikkim (’79), Indië – Rajasthan (’82), Sri Lanka (’82),…


Het klinkt niet alleen als muziek in de oren, het was klank en beweging die trouwens met deze verre mede-aardebewoners meestal de enige communicatietaal was. De glimlach, de waardering voor elkaars muziek, plastische kunst en artisanale vaardigheid is niet alleen soms, maar altijd, de meest doeltreffende en kortste afstand, tussen mensen en culturen om waardering, d.w.z. waarderen en gewaardeerd worden, uit te drukken en te beleven. Dit gebeurde dan ook. Dit was de grootste genoegdoening van die verre ontmoetingen.


Men kan zich indenken wat het betekenen moet wanneer een inwoner van een exotisch land, man of vrouw of kind, zich te voorschijn ziet komen vanuit het allesomvattend lijnenspel op tekenpapier door een blanke tovenaar. Ieder volk verstaat de waardering van het getekend portret, van de beeldentaal. Deze gave van Laurens Janda bracht hem als wedergave de blijken van gastvrijheid van alle bezochte volkeren ter wereld. Maar meteen gaf Laurens aan zijn eigen volk een schat, een overzicht van niet meer te tellen tekeningen, schetsen, schilderijen die getuigenis afleggen van een trefzeker en waarderend overzicht van het mensenrijk met zijn eigen-aardigheden van rassen, volkeren en culturen, hun fysieke kenmerken, maar ook hun klederdracht, hun verhouding tot elkaar, hun zielekracht ook vooral doorheen ogen en gelaat en – ik wil het nog eens herhalen – de allesomvattende lijn die in ieder van de talloze konterfeitsels terugkomt en waarbij eigenlijk de waardering wordt uitgedrukt van één grote kleurrijke, samenhangende, samenvoelende mensengemeenschap.


Dat een kunstenaar dit oeuvre, deze getuigenis ons kon meegeven is dé originaliteit van Laurens Janda. Ik ken geen parallel kunstenaar die dat op zo veelvoudige wijze heeft weten te suggereren en tot stand te brengen. Dat het gezin daar een belangrijk deel van de wedde voor over had – want reizen kost geld, ook al wordt het dan zo sober mogelijk ondernomen – is de letterlijke hedendaagse vertaling van wat Herodotos bedoelde met het ‘EU HEKOON’, het niet te veel, niet te weinig geld hebben om het in dienst van zijn zinvolle en realiseerbare dromen te kunnen uitgeven.


Die dromen en aspiraties gaan tot op vandaag verder. Het is niet omdat ik ‘de litanie van alle landen’ stokte in 1983 dat de lokroep zich niet meer horen laat, niet meer beantwoord wordt. Naast Sri Lanka, trok de familie Janda, al of niet tot de kern van Laurens en echtgenote Yvonne uitgedund, door Frankrijk en Bretagne, in ’85 door Nederland, ’86 Roemenië, ’87 Rusland en Oost-Turkije, dit jaar – 488 – Griekenland.


Dit brengt ons dan tot de derde stelling van Solon bij Kroisos over het geluk. Het is tevens onze eerste wens. Een mens benadert het ideale geluk wanneer het hem gegund wordt tot het einde zijnder dagen gezond van geest en leden, zijn werk, zijn eigen levenswandel te kunnen verderzetten. Wij zullen het er wel met zijn allen over eens zijn dat ieder van er op 75-jarige leeftijd zo kwik en levenslustig wil uitzien als Laurens Janda. Hij die nog iedere dag graag schildert, nog iedere dag blijvend op zoek gaat vanuit de allesomvattende lijn naar de ideale weergave van het ideale mensbeeld, het meest subtiele of eerbiedwaardige naakt, het meest suggestieve natuurbeeld in een stilleven, in een verholen plekje van de naaste of verste omgeving. Het zijn blijvende blijken van waardering, ook wanneer zij de vinger, het penseel leggen op het verval van gebouwen en landschappen. Het zijn ongetwijfeld de meest plastische en doeltreffendste oproepen om meer aandacht en inspanningen tot het bewaren van ons cultureel en natuurlijk erfgoed.


De vierde en laatste stelling tot geluk, die Herodotos Solon in de mond legt, is de levensnoodzakelijke nood die ieder mens heeft aan waardering. Is die waardering er in zijn onmiddellijke omgeving ongetwijfeld altijd geweest, dan kan dit minder gezegd worden van de bredere gemeenschap waarin Laurens Janda vanuit zijn functionele doch stemmige cottage te Wetteren naar de ganse wereld toe, met ongebreidelde creativiteit en sympathie naar alle mensen toe leefde. Daarom komt het initiatief van het gemeentebestuur niet te vroeg om ongetwijfeld een van zijn meest creatieve, meest trouwe inwoners, de waardering met deze viering te geven, die hij in hoge mate verdient. Let wel, dat een kunstenaar dit slechts op 75-jarige leeftijd in de schoot valt is eigenlijk een geluk, alvast voor de kunstenaar zelf. Het uitblijven van benadrukte erkenning in eigen gemeente heeft nooit zijn gemoedsrust aangetast, heeft integendeel zijn volhouden, zijn kunstaspiraties en – inspiraties steeds op scherp gehouden. Vele kunstenaars die vroeg, te vroeg worden bejubeld en gevierd, vervallen dikwijls in letargie die hun werk niet ten goede komt, die hen weliswaar rijk laat worden, maar niet het geluk brengt, meer concreet, niet het gelukkige ‘EU HEKOON’ waar Solon het bij Kroisos over had.


Geachte aanwezigen,


Ongetwijfeld wordt het ideale beeld van geluk hebben’ als beste aanzet tot ‘gelukkig zijn’ bij Herodotos, nooit in zijn totaliteit en volmaaktheid bereikt. Dit is ongetwijfeld ook vanuit en naar de persoon en kunstenaar Laurens Janda toe, het geval. Het geluk blijft broos, moet met omzichtigheid beanderd en beleefd worde; er moet ook met voorzichtigheid (prudentia) over gefilosofeerd en gesproken worden, niet te zelfverzekerd, laat staan zelfgenoegzaam.


Maar laten wij bij de werkelijkheid van alvast vandaag blijven. De waardering en dus het geluk aangeboden door het gemeentebestuur van Wetteren aan Laurens Janda, kan niet geloochend worden; laat ze voortduren; laat ze zich ook bestendigen.


Hoe dan ook want nooit kan noch zal teloorgaan is de waardering van en voor Laurens Janda en Yvonne Pannekoek van Johan, Jeroen, Hilde, Erik, Branko, Lotte, Jonas, Ilse, Indra, Petra, Arnaud, Linde en Geert.


Dank voor uw aandacht.


Karel De Meulemeester


tentoonstelling Oosterzele

Laurens Janda 80


Toespraak ter gelegenheid van de academische zitting bij de huldetentoonstelling “Laurens Janda, 1913 – 1993”

Op vrijdag 6 augustus 1993 in de trouwzaal van het gemeentehuis te Wetteren


Geachte,

Vanop een afstand “vanaf de brug” gezien, is het allemaal wonderbaar verlopen, maar niemand veel beter dan u, uw echtgenote, uw kinderen dat het allemaal niet zo van een leien dakje liep. Kunstenaars zijn, ik zei het al, zelden sant in eigen land, en leraren worden – het betert er niet op – zelden gewaardeerd – en financieel nog het allerminst – om hun prestaties.

Een positieve kant aan uw situatie was nochtans, dat de vaste lerarenwedde u de mogelijkheden bood om uw horizonten te verruimen. Wie gedwongen wordt om tussen vier muren te verblijven, schildert zijn vier muren. Maar daar ben je vlug mee rond.

Er blijft dan nog de droom van de surrealisten, of de tot uiterste doorgedreven kunstvorm van de abstracten. Geen van beiden heeft u lang bekoord.

U koos een andere weg: een eindeloze weg:: het onderwerp van uw schilderkunst werd: de mens.

Niet de typische, gegroefde boerenkoppen van Vlaanderen alleen, neen, u zocht de mens in zijn totaliteit. U besefte dat mensen in wezen niet verschillen in hun “mens-zijn” – hoe zou dat kunnen – maar in hun geaardheid, hun levensomstandigheden hun levenswijze, die daar een gevolg van zijn. U tekende en schilderde de UNIVERSELE MENS.

Uw vakanties – en sinds enige jaren uw “permanente vakantie” – boden en bieden u de gelegenheid om de 5 continenten en 7 wereldzeeën te bereizen en contacten te leggen met mensen van alle slag, uw visie steeds te verruimen en ons te laten genieten van de getekende of geschilderde neerslag ervan.

Of het nu gaat om Centraal-Amerikaanse volksstammen, Incakruikdraagsters uit Peru, Holbewoners uit Jordanië, Nubische prinsessen of Tibetanen uit de Himalaya, Zuid-Europeanen of Laplanders, de mens wordt er in al zijn essentie, met trefzekere, onverbeterbare lijnen neergezet, niet alleen als een aan alle uiterlijke kenmerken beantwoordend portret, maar tevens als karakteriële  en gevoelsmatige persoonlijkheid. Een tekening van Laurent Janda heeft niet de betekenis van; Indisch meisje, … Oude man,  … maar wel van: dàt Indisch meisje te … de …, dié oue man te … de … Het zijn karakters, het zijn levende mensen.

En verre van anekdotisch te zijn, wordt zijn kunst juist universeel . Universeel, omdat Janda, ik zei het al, verder heeft en willen kijken dan zijn en onze neus lang is.

Ik geef u, en ik zal, om de eentonigheid te vermijden, vèr van volledig blijven, een lijstje van dee door hem bereisde landen, die alle een weerslag vonden in zijn werk: Marokko, Iran, Joegoslavië, Bulgarije, Turkije, Kenya, Tanzania, Thailand, Ceyclon, Zimbabwe, Botswana, Zuid-Afrika, Indonesië, Zuid-Amerika, Venezuela, Ecuador, Peru, Bolivië, Paraquay, Brazilië, Indië, Filippijnen, Taiwan, Hong Kong, Israël, Ladakh, Sikkim, Ijsland, Birma, Zuid-Frankrijk, Rajasthan, Roemenië, Griekenland, enz.

Om het met Marnix Gijsen te zeggen: hun namen zijn ‘als schoon koralen’. Zij klinken ons als muziek in de oren.

Tussen al zijn bedrijvigheden als kunstenaar, leraar en wereldreiziger stond Laurent Janda in voor zijn gezin. De steun van zijn echtgenote, haar geloof in zijn kennis en kunnen heeft ook hier ongetwijfeld de spreekwoordelijke bergen verzet. Maar wist u, dat Laurent Janda zich tussendoor ook bekwaamde in de techniek van kunstglasraam, dat hij daarvoor zelfs een bijzondere opleiding volgde, o.a. de glasramen van Chartres ging bestuderen en in 1958 de Gouden Medaille won voor een glasraam op de Wereldexpo? Wist u dat hij zich ondertussen te Parijs ging bekwamen om de technieken van de keramische kunst onder de knie te krijgen? Wist u- ik had het zo-even over muziek – dat Laurent Janda bedrijvig was als zanger, koorleider, en dat hij ook zijn eigen huwelijksmis componeerde?

Kunstcritici en – recensenten , Dames en Heren, hebben al te vaak – sommigen dan toch – de neiging geleerde en academische termen te gebruiken om het werk van een kunstenaar te omschrijven. Ik heb bij herhaling moeten vaststellen dat zij daarbij vaak niet gehinderd worden door enige kennis van zaken. Hier passen geen geleerde terminologieën of transcendentale meditatieoefeningen om het werk van Laurent Janda te begrijpen. Ga er voor staan en kijk: de boodschap komt over. Professor Doctor Frans Vyncke, een man die volgens mij wèl weet waar de ‘kunst’klepel hangt, omschrijft het begrip ‘schilder’ als volgt: het is iemand die drie dingen heeft: hij moet ‘poot’ hebben, hij moet ‘verstand’ hebben en hij moet een ‘hart’ hebben.

Laurent Janda heeft deze drie kenmerken. Wij danken er de Muzen voor dat zij hem in ons midden hebben gebracht.

Over welk een rijkdom beschik je niet als school, wanneer je kunt afficheren dat een figuur als Laurent Janda oud-leraar is. Uit de reacties van oud-leerlingen en collega’s, met wie ik als voorbereiding tot deze tentoonstelling gesproken heb, borrelen de anekdotes aangename herinneringen aan zijn soms mild – ironische humor, steeds stimulerend, altijd warm – menselijke begeleiding en collegialiteit op.

Niet voor niets gebruiken wij op onze schoolagenda’s nog altijd het door hem ontworpen logo van het dansende Ros Beiaard voor het gestileerde gebouw van het Koninklijk Atheneum. Wij beschouwen dit als een eer, doen het al 20 jaar, en nemen ons voor het blijven doen.

Wij vonden het onze plicht, maar vooral een oprecht genoegen hem voor al dit gepresteerde werk te huldigen. Aan deze muren hing in de loop van de voorbije jaren het werk van al wie wereldberoemd is in Vlaanderen. Het is en blijft onze vast overtuiging dat Laurent Janda minstens evenveel eer verdiend heeft.

U zult het ongetwijfeld met me eens zijn.

Maurice De Smedt   21-06-1989


Mijnheer de Volksvertegenwoordiger,

Mijnheer de Burgemeester,

Dames en Heren Schepenen en Raadsleden,

Dames en Heren,

Waarde vriend Laurens en Mevrouw Janda,


In april 1952, naar aanleiding van een radio-interview, beleed Laurens Janda het hierna volgend kunstsymbolum:

“Van meet af aan streef ik er in alle nederigheid naar dat mijn schilderwerk zich gedraagt naar de normen van de picturale wetmatigheid. Ik heb het graag technisch flink, harmonisch en beheerst van kleur, constructief opgebouwd of met een voorname trilling in de tekening.

Maar wat ik dan schilder, wil ik eveneens geladen zien met een innerlijke straling. Gevoel en emotie kan, me dunkt, niet uit een kunstwerk gebannen worden. Derhalve kom ik tot het inzicht dat kunst getuigenis moet afleggen van een totale menselijkheid.  De jubel om het leven en zijn pijn ervan, het drama der dualiteit in natuur en mens, het ritme van levensuitbundigheid en stille contemplatie.

Kortom eis ik van mezelf: ambachtelijkheid en eerlijkheid in werk, door zinderend tevens van het huiveringwekkend heimwee naar evenwicht tussen stof en geest. Zo heb ik gewis ruimte genoeg om me te ontplooien langs wegen van geleidelijkheid.”


Deze geloofsbelijdenis van de kunstenaar is werkelijk veel betekend voor zijn denken en doen, zowel ten tijde van de opname - Janda was toen 39 jaar – als gedurende zijn verdere loopbaan.

Reeds in de aanhef heeft Laurens Janda het over de nederigheid: van bij de eerste ontmoeting al treft het, hoe sober, eenvoudig en diep menselijk Janda is in de omgang.

Hoewel fraai van taal, schuwt hij holle woorden en hoogdravende uitspraken. Hij wil op de eerste plaats de ambachtsman zijn, die in alle eerlijkheid de  - soms -  strenge normen van lijn en kleur wil gerespecteerd zien.

Deze nederigheid heeft wellicht alles te maken met zijn opleiding en zijn jeugd: de jonge Janda – die overigens uit een zeer muzikaal gezin komt, later daarover meer – ontpopt zich reeds in de lager school tot een waar talent. Zelf zegt hij over zijn kinderjaren: ik was zo dikwijls alleen dat ik mij genoodzaakt voelde om al tekenend tot expressie en communicatie te komen…

Laurens wordt, op aandringen van zijn onderwijzers, naar de Wetterse tekenacademie gestuurd en voltooit er zijn opleiding met de eerste prijs Grote Onderscheiding en medaille. Daarna volgt de opleiding aan de Gentse Academie voor Schone Kunsten die Janda in 1932 afsluit met de Eerste Prijs Schilderen. Zijn leraren zetten hem aan verder te doen: vanaf 1932 wordt hij leerling aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten te Antwerpen. In 1937 promoveert hij er inde afdeling portretschilderen onder leiding van baron Van Opsomer tot laureaat.

Geprikkeld door het voorbeeld van zijn professor Kunstgeschiedenis, niemand minder dan August Vermeylen zelf, wordt hij aangestoken door de reismicrobe. Vermeylen had immers de lovenswaardige gewoonte om in zijn cursussen geen enkel werk te beschrijven dat hij niet persoonlijk had gezien.


Janda treedt in dit reislustig voetspoor van zijn professor, en bezoekt achtereenvolgend in Nederland de steden Amsterdam en Rotterdam, de Franse kathedraalsteden Amiens, Reims, Chartres, Parijs: in Genève is hij te gast op een tentoonstelling van de werken gewijd aan Prado, dit alles… per fiets! Deze reislust laat Laurens niet meer los.

Eerst per fiets, later met de motorfiets, nog later met de familiewagen, en tenslotte met het vliegtuig, laten zijn democratische tochten hem en gans zijn gezin toe doorheen heel Europa, later ook Azië, Afrika en Zuid-Amerika, de meest doordringende indrukken op te doen.

Reizen, oorspronkelijk bedoeld als bezoeken aan steden, musea en landschappen, worden stilaan meer en meer confrontaties, verwonderende en bewonderende ontdekkingen van vreemde culturen en mensen. Als bij de janda’s het fotoalbum wordt geopend, dan gaat meteen een toverdoos open die ons voert langsheen een dansende Bosniër, een mijmerende Indiër of een mooi-ogend Masaï-meisje…


Janda’s eenvoud – en die deelt hij ten volle met zijn echtgenote Yvonne – brengt ons steeds en eerst naar de mens, in al zijn aspecten, in al zijn verscheidenheid, in al zijn kleuren en uitingen…                                                   

Janda is de observator, maar ook de actieve, communicerende medemens die niet schuw is om, van bij zijn aankomst reeds mee te neuriën met de plaatselijke volksmuziek, mee te dansen op de maat van een volksdans, de gastvrijheid te belonen met een portret, een schets, een tekening, soms zelfs heel ruw gemaakt in het zand…


Geladen met een innerlijke straling:

Of men het wil of niet, onbewust wordt men opgenomen in de sfeer van Janda’s werken.

Wie ooit zwijgend voor één zijner Piëta’s heeft gestaan, beseft dat Janda weet te ontroeren door de waarachtigheid in zijn werken. Hij eist dat zijn schepping getuigenis aflegt van een totale menselijkheid, waarbij gevoel en emotie centraal staan. Zijn werk is dan ook een hulde aan het leven, aan de pijn ervan, maar ook aan de schoonheid.

Af en toe zelfs schuilt er in die hulde iets dieper, iets magisch als het ware: het volstaat hier te verwijzen naar het typetje dat model stond voor de affiches en de uitnodigingen voor deze tentoonstelling…


De kunst als getuigenis van een totale menselijkheid:

Vandaag huldigen wij hier de schilder Laurens Janda. Even zo goed kon het lot ons hebben bijeengebracht voor een hulde aan de 80-jarige glazenier Janda, of de musicus Laurens Janda, of aan de volkskunstenaar Janda…

Reeds eerder haalde ik aan dat Janda uit een zeer muzikaal gezin stamt. ‘Er werd veel gezongen en het ging er bij ons thuis gezellig rumoerig aan toe’, getuigt Laurens Janda zelf… dit bracht hem tevens de liefde voor de muziek bij: in die mate zelfs dat de gevierde, zonder ooit enige specifieke muzikale opleiding te hebben genoten, zelf een groot deel van zijn trouwmis componeerde.


Janda is intussen ook klarinettist bij een Wetterse harmonie, zanger en warempel zelfs koorleider.

De totaalmens Janda komt ook duidelijk tot uiting in de inzet voor zijn gezin.

Reeds vroeg tot het besef gekomen dat het een bijna onmogelijke opgave is om van de kunst alleen te leven, brengt hij de moed op om zijn kunstenaarstemperament te temperen en het leraarsberoep uit te oefenen.

Het wordt een saaie opgave, vooral door de studie van de vele droge materie. Om zich beter voor te berieden op zijn leraarsexamens trekt hij zich terug in een molen te Laarne. Ook hier slaagt Janda in 1937 cum laude.

Hij begint les te geven in Geraardsbergen en Dendermonde. De rit naar zijn respectievelijke scholen legt hij uiteraard per fiets af.

De molenhistorie, als voorbereiding op zijn examens, krijgt dan toch een mooie staart. Zegt Janda zelf: “Het was er zo schitterend op die molen, dat ik achteraf nog twee jaar ben gebleven.’

Hier etaleerde de gevierde nota bene ook zijn aanleg als orgelbouwer: om zijn vriend Steven Daem bij één van zijn bezoeken te verrassen, voorzag Janda de talloze kieren en spleten in het oude houten molengebouw van mondharmonica’s. zodra de wind ietwat aanwakkerde, werd de graag geziene gast onthaald op de mooiste orgelmuziek.

Janda zegt zelf dat hij zijn onderwijsloopbaan met veel tegenzin aanvatte.

‘Hier zullen ze mij niet lang zien’, vatte hij zelf zijn eerste schooldag samen. Maar al vlug werd hij, de plichtsbewuste, verslingerd aan dit werk en zijn leerlingen. In die mate zelfs dat hij regelmatig met de werken van zijn leerlingen exposeerde, tot in het buitenland toe. Zijn reputatie was vlug gemaakt.

Dit resulteerde in een inspectieverslag dat Janda persoonlijk kreeg toegestuurd van de Directeur-Generaal van het Departement Onderwijs, en dat volgende vermelding bevatte: ‘Het is mij bijzonder aangenaam u te mogen feliciteren met de beoordeling “buitengewoon knap” welke u door de Heer Inspecteur Remael in september jongstleden toegekend werd. Uw tekenonderricht is actueel. U weet bij de leerlingen de zin tot creativiteit aan te wakkeren en door de coördinatie van de diverse disciplines uw lessen een maximum resultaat te geven.’

Jaren later, in 1982, ontvangt hij van een oud-leerling op studiereis in Kenia, een kaartje met de vermelding: ‘A teacher’s influence effects eternity’.

Janda is onvermoeibaar.

Op zoek naar diepte in kleuren en licht legt hij zich vervolgens toe op het glazenieren. Hij volgt een bijzondere opleiding en gaat onder andere de glasramen van Chartres bestuderen.

Op de wereldtentoonstelling Brussel 1958 bekroont men zijn glasramen met een gouden medaille.

De weerklank van zijn onderscheiding is zo groot dat de stad Gent hem op 6 november 1958 gelukwenst, met de vermelding dat Gent fier is dat Janda op zulke verdienstelijke wijze heeft bijgedragen tot de bevestiging van de faam van de stad Gent… de gelukwensen van de gemeente Wetteren volgen op 18 november 1958.


Levensuitbundigheid  en stille contemplatie

Een bezoek bij Laurens Janda geeft je allerminst het gevoel bij een tachtiger op visite te zijn.

Je ontmoet een kwikke, levenslustige grijsaard, met een fris, ja jongensachtig gezicht, een vlugge tred, en guitige, soms ietwat ironiserende oogjes…

Zijn spraakwaterval maakt het de interviewer makkelijk om aan gesprekstof te komen. Wat Janda verteltis bijwijlen kras, anekdotisch, maar vooral rijk aan inhoud. Zijn belevenissen, zijn ervaringen, ze hebben alle hun plaats in zijn totale mens- en maatschappijbeeld.

En – zit misschien hier de toverformule voor de eeuwige jeugd? – zijn ervaringen doen hem vooruitblikken naar de toekomst…

‘Voor mij is de schepping nog bezig, en de eeuwigheid reeds begonnen”, hoor ik hem zeggen.

Zijn blije levenslust en zijn gemoedsrust heeft hij wel in grote mate te danken aan zijn naaste omgeving: en daarbij denk ik in de eerste plaats aan zijn vrouw Yvonne, zijn grote bewonderaar, steun, toeverlaat, supporter…


Dames en Heren,

Wij zullen, hier in ons gemeentehuis, gedurende iets meer dan een week de bevoorrechte getuigen en toeschouwers zijn van een schitterende collectie van de artistieke ‘éminence grise’ van Wetteren, Laurens Janda.

Hij die zowel in binnen- als in buitenland reeds eerder roem en waardering voor zijn oeuvre mocht oogsten, wordt thans op een passende wijze gehuldigd door zijn gemeente.

Laat deze waardering en hulde passend voortduren en bestendigd worden, zoals dit hoort voor een gemeenschap ten overstaan van haar verdienstelijke medeburgers.

Laat u, vriend Laurens, samen met uw lieve en trouwe bondgenote en partner Yvonne, nog vele lange stonden aan onze zijde blijven, scheppend nog, bruisend van vitaliteit.

Met de dichter Paul Snoeck wil ik u daartoe de hierna volgende tabula rosa meegeven:


Dit zou moeten zijn het enige leven:

Een overgouden man, geschapen om zijn

Schoonheid en om niets anders.


Een wonder van georganiseerde organen

Dat de adem van zijn spieren inhoudt

Als een stier en als geen ander dier.


Een reus die zal zijn voor de toekomst

Een rivier door een diepere zee,

Breed en bloedend van goedheid.


Een man die de duistere ruimten verlicht

Met een desnoods sterfelijk oog,

Maar die voor alles zal zijn het bewijs

Van zijn schepping en van niets anders.

(Paul Snoeck: ‘Tabula Rosa’, uit ‘Renaissance’)


Het college van Burgemeester en Schepenen en het zeer toegewijd gemeentepersoneel wens ik namens Laurens Janda en zijn familie te danken, niet alleen voor de bijzondere eer die hem en zijn werken wordt aangedaan, maar tevens en vooral om de stijlvolle wijze waarop dit gebeurt.


Dank voor uw aandacht.


Guido Van den Berghe



retrospectieve Laurens Janda Wetteren 31/8/2018 tot 16/9/2018

 

Toespraak Sven Gatz

Minister van Cultuur, Media, Jeugd en Brussel

Hulde aan Laurent Janda

Wetteren, vrijdag 31 augustus 2018



Geachte dames en heren,


-De aandacht voor kunstenaars is niet altijd mooi verdeeld. Sommigen krijgen erkenning in hun kring, bij anderen wordt dat zelfs uitgebreid tot internationale belangstelling tijdens hun leven. De artistieke waarde van het werk loopt niet steeds in de pas met de bekendheid van de kunstenaar. Vlaanderen kent veel miskenden.

-Sinds de jaren tachtig is die mogelijke discrepantie nog verhoogd door de marketingtechnieken die ook in de kunstwereld hun ingang hebben gevonden. Hierdoor kunnen kunstenaars met minder kwaliteiten gepromoot worden en hun stille collega’s die de promotie meer verdienen, overschaduwen.

-Vandaag brengen we hulde aan een voorbeeld van deze laatste categorie: Laurent Janda. Ongetwijfeld een belangrijke figuur in het lokale Wetteren, maar nog niet doorgebroken op de plaats die zijn oeuvre nationaal en internationaal verdient. Wetteren heeft niet nagelaten zijn creatieve inwoner op de gepaste momenten nog tijdens zijn leven te vieren. Het is goed dat er nu zo’n belangrijke herdenking komt met een retrospectieve op twee tentoonstellingsplaatsen, het Oud Gemeentehuis en een ontwijde kerk die voor culturele doeleinden gebruikt wordt.

-Laurent Janda is in 1913 geboren. De generatie van vlak voor de Eerste Wereldoorlog heeft het sowieso al niet gemakkelijk gehad om een kunstenaarsloopbaan uit te bouwen. Leren lopen bij het krijgsgewoel van de Grote Oorlog is voor niemand een goede start.

-Maar op je twintigste in tijden van economische crisis je weg moeten zoeken is evenmin een sinecure. En dan als dertiger, normaal gesproken een periode waarin de doorbraak voor een kunstenaar zijn aanloop krijgt, met de noodlottigheden van een Tweede Wereldoorlog te kampen hebben, is geen geschenk.

-Bovendien constateerde Janda als veertiger, toen de wereld in de jaren vijftig in een fase van heropbouw en herstel verkeerde, dat hij tussen twee stoelen zat. Tussen twee stoelen? Inderdaad, op de ene stoel zaten al de succesrijke expressionisten en surrealisten, die een generatie ouder waren, denk maar aan Permeke en Magritte als boegbeelden. En op de andere stoel vlijde een jonge generatie zich neer, die levendig een nieuwe kunst wou maken voor de na-oorlogse veranderde wereld.

-In België werden deze gegroepeerd onder de naam ‘La Jeune Peinture Belge’ voor Brussel en Antwerpen en ‘La Rélève’ voor Gent. Janda vond geen aansluiting bij deze kunstenaarsgroeperingen, die het schoon weer maakten onmiddellijk na WOII.

-Abstracte kunst moest de oorlog doen vergeten. Het moet niet eenvoudig geweest zijn voor Laurent Janda, om zijn weg te blijven vinden in deze veelheid aan mogelijkheden. Hij zocht een middenweg, niet per se aansluitend bij de avant-garde, wel authentiek.

-“Maar de boer, hij ploegde voort”, is een zin van Karel Van de Woestijne, die spreekwoordelijk geworden is voor het Vlaamse doorzettingsvermogen. Het is een eerste belangrijk kenmerk van het curriculum van Laurent Janda: zijn leven is een levenslang leerproces.

-Hij zag er niet tegen op om zich te scholen en bij te scholen. Na de Academie van Gent, het huidige KASK, ging hij in 1932 naar het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten te Antwerpen, de voorloper van het HISK. Toen was de leerdoelstelling nog werken in een atelier samen met een meester, in casu, baron Isidoor Opsomer. Maar dat volstond niet. In 1953-54 vervolmaakte hij zich in de glaskunst aan het Instituut voor Kunstambachten. Hij werd voor zijn vaardigheid in deze techniek zelfs bekroond met een gouden medaille bij Expo ’58.

-Leren betekende echter voor Laurent Janda niet enkel geschoold worden. Hij bleef zichzelf vormen. Elk kunstwerk was steeds opnieuw een uitdaging voor zijn kunnen. Inderdaad voor hem betekent ‘kunst’ in eerste instantie een ‘kunnen’. Zichzelf hierin steeds maar overtreffen, dat was zijn betrachting en daarin is hij ook geslaagd.

-Janda was gefascineerd door de menselijke figuur, als artistiek interessant gegeven, maar ook als portret, in de zin dat de schilderkunst de mogelijkheid heeft niet alleen om na te bootsen, maar ook om het karakter van de geportretteerde mens tot uiting te brengen.

-En Janda heeft ook prachtige landschappen gemaakt. Bijzonder was zijn liefde voor oude boerderijen. Door ze nauwkeurig te schilderen, bewaarde hij ze voor de geschiedenis. Aldus is zijn oeuvre een blijvende getuigenis van hoe deze streek er uitzag. Hij schuwt het verval van de boerderijen niet, maar speelt er picturaal op in. Symbolisch herdenkt hij aldus de vergankelijkheid van alles.

-Maar Laurent Janda inspireerde zich niet enkel aan de Vlaamse omgeving. Hij was ook een wereldreiziger. Niet voor niets droeg een van zijn tentoonstellingen ooit de titel ‘Tussen Schelde en Ganges’. De meest onherbergzame oorden zocht hij op, waar hij dan bij de bevolking verbleef. En maar schetsen en schetsen, zijn vertrekpunt om, bij zijn terugkeer, soms na maanden, er schilderijen van te maken met het uitheemse coloriet als exotische tint. Dat maakt zijn werk zeer divers.

-Dames en heren, ik wens de familie veel succes toe met de verdere bekendmaking van het oeuvre van Laurent Janda. Vooral zoon Jeroen heeft er ondertussen zijn levenswerk van gemaakt. Ook de hier aanwezige vrienden zullen zijn nagedachtenis levendig houden. En niet in het minst de bestuurders van de stad Wetteren. Zelf was het me een genoegen hieraan een weinig bijgedragen te hebben, als minister van cultuur. Laurent Janda verdient dat.

-Ik dank u.